Het uitgangspunt van dit model is, dat deze zeven aspecten van de organisatie met elkaar in
evenwicht behoren te zijn, wil er sprake kunnen zijn van een stabiele organisatie die verzekerd is van haar continuïteit. Uiteraard gaat het daarbij niet alleen om de interne consistentie van de zeven aspecten, maar ook om de samenhang tussen de aspecten en de omgeving.
Het gaat hier om binnen de organisatie door ieder gedeelde waarden. Een kernachtige aanduiding voor: Wat wil de organisatie? Waar staat de organisatie voor?
Het begrip strategie duidt op de voorgenomen acties van het management: Op welke wijze wil de organisatie doeltreffend zijn? Welke doelen heeft men zich gesteld en hoe denkt men die te bereiken?
Structuur wijst op de inrichting van de organisatie: taakverdeling, coördinatie, hiërarchie, informatievoorziening, lijn- en staffuncties.
Het betreft hier zowel de 'harde' kant, zoals vakkennis, beloning, opleiding, beoordeling en selectie, als de 'zachte' kant, zoals moreel, motivatie en gedrag.
Het gaat hierbij om alle formele en informele procedures, regelingen en afspraken binnen de organisatie. Bijvoorbeeld administratie- en budgetteringssystemen, orderafwikkeling, klachtenbehandeling, planning en prioriteitsstelling, beoordelingssystemen, promotielijnen enz.
Wat kan de organisatie goed, waarin blinkt zij uit? Dat kan dienstverlening zijn, innovatievermogen, marketing, degelijkheid, productietechnologie enz. Anders gezegd, wat is de kenmerkende kennis en kunde?
De stijl komt tot uiting in het gedrag van management en medewerkers. Het is de manier van (samen)werken die kenmerkend is voor de organisatie, zich uitend in kleine en grote dingen, bijvoorbeeld: